Nieuwsbrief februari 2020
Erkende borstklinieken of erkende borstcentra
In oktober 1998 had te Firenze (Italië) de eerste “European Breast Cancer Conference” plaats, georganiseerd door drie organisaties: Europa Donna (www.europadonna.org), de “European Organisation for the Research and Treatment of Cancer - Breast Cancer Group” (EORTC-BCG) (www.eortc.org/research-groups/breast-cancer-group), en de “European Society of Mastology” (EUSOMA) (www.EUSOMA.org).
Deze drie organisaties verklaarden zich akkoord om:
a) te streven naar gespecialiseerde borstcentra van hoog wetenschappelijk niveau;
b) het vastleggen van de eisen waaraan deze borstcentra moeten voldoen om erkend te worden;
c) bevelen aan dat een audit en een accreditatie van die borstcentra zou gebeuren zodanig dat de patiënten deze kwaliteitsvolle centra duidelijk zouden herkennen en kunnen vertrouwen.
De gemeenschappelijke standpunten van deze belangrijke conferentie werden later gepubliceerd in een indrukwekkend tijdschriftartikel: “The requirements of a special breast unit”, in : European Journal of Cancer, 2000, 36, blz. 2288-2293. (https://www.europadonna.org/wp-content/uploads/EUSOMA-the_requirements_of_a_specialist_Breast_Centre_2013.pdf).
Tot de voorwaarden behoren : het borstcentrum behandelt meer dan 150 nieuwe patiënten per jaar, elke borstchirurg doet minstens 50 borstoperaties per jaar, en er moeten een borstverpleegkundige, datamanager, psychiater of klinisch psycholoog ter beschikking zijn. Tijdens de volgende jaren ijverden de deelnemers van die eerste “European Breast Cancer Conference” (1998) dan ook met veel overtuiging voor de oprichting van borstkankercentra en ze oefenden druk uit op de nationale en Europese politici binnen de Europese Unie. Tevens ontstond het “Breast Centres Network” (BCN), een internationaal netwerk van erkende borstklinieken begeleid door de “European School of Oncology” (ESO) (https://www.breastcentresnetwork.org).
Op die lijst staan 23 Belgische borstcentra vermeld, met een aantal nauwkeurige gegevens. (adres, aantal behandelingen, aantal artsen, enz.). Wie zich in een van deze ziekenhuizen laat verzorgen, mag er dus van uitgaan optimaal te worden behandeld.
Ook in België werd druk gelobbyd, o.a. door enkele politici en verschillende patiëntenorganisaties. Dit leidde tot het ontstaan van borstklinieken (of borstcentra) in ons land. In een volgend nummer pogen we het ontstaan, de evolutie, en het bewezen nut van deze expertisecentra kort samen te vatten.
In oktober 1998 had te Firenze (Italië) de eerste “European Breast Cancer Conference” plaats, georganiseerd door drie organisaties: Europa Donna (www.europadonna.org), de “European Organisation for the Research and Treatment of Cancer - Breast Cancer Group” (EORTC-BCG) (www.eortc.org/research-groups/breast-cancer-group), en de “European Society of Mastology” (EUSOMA) (www.EUSOMA.org).
Deze drie organisaties verklaarden zich akkoord om:
a) te streven naar gespecialiseerde borstcentra van hoog wetenschappelijk niveau;
b) het vastleggen van de eisen waaraan deze borstcentra moeten voldoen om erkend te worden;
c) bevelen aan dat een audit en een accreditatie van die borstcentra zou gebeuren zodanig dat de patiënten deze kwaliteitsvolle centra duidelijk zouden herkennen en kunnen vertrouwen.
De gemeenschappelijke standpunten van deze belangrijke conferentie werden later gepubliceerd in een indrukwekkend tijdschriftartikel: “The requirements of a special breast unit”, in : European Journal of Cancer, 2000, 36, blz. 2288-2293. (https://www.europadonna.org/wp-content/uploads/EUSOMA-the_requirements_of_a_specialist_Breast_Centre_2013.pdf).
Tot de voorwaarden behoren : het borstcentrum behandelt meer dan 150 nieuwe patiënten per jaar, elke borstchirurg doet minstens 50 borstoperaties per jaar, en er moeten een borstverpleegkundige, datamanager, psychiater of klinisch psycholoog ter beschikking zijn. Tijdens de volgende jaren ijverden de deelnemers van die eerste “European Breast Cancer Conference” (1998) dan ook met veel overtuiging voor de oprichting van borstkankercentra en ze oefenden druk uit op de nationale en Europese politici binnen de Europese Unie. Tevens ontstond het “Breast Centres Network” (BCN), een internationaal netwerk van erkende borstklinieken begeleid door de “European School of Oncology” (ESO) (https://www.breastcentresnetwork.org).
Op die lijst staan 23 Belgische borstcentra vermeld, met een aantal nauwkeurige gegevens. (adres, aantal behandelingen, aantal artsen, enz.). Wie zich in een van deze ziekenhuizen laat verzorgen, mag er dus van uitgaan optimaal te worden behandeld.
Ook in België werd druk gelobbyd, o.a. door enkele politici en verschillende patiëntenorganisaties. Dit leidde tot het ontstaan van borstklinieken (of borstcentra) in ons land. In een volgend nummer pogen we het ontstaan, de evolutie, en het bewezen nut van deze expertisecentra kort samen te vatten.
Nieuwe lotgenotengroep
Er is zopas een nieuwe lotgenotengroep ontstaan die zich vooral richt tot jongere vrouwen uit de Noorderkempen. Als naam voor de nieuwe club kozen ze Belenos, de naam van een Keltische god voor de zon, het licht en de genezing. Contact is mogelijk bijvoorbeeld. via telefoon 0476/82 06 88 of 0494/70 25 70, en via e-mail Belenos.kempen@outlook.com.
We wensen de moedige initiatiefneemsters alle succes toe en we beloven hun activiteiten te blijven volgen.
Er is zopas een nieuwe lotgenotengroep ontstaan die zich vooral richt tot jongere vrouwen uit de Noorderkempen. Als naam voor de nieuwe club kozen ze Belenos, de naam van een Keltische god voor de zon, het licht en de genezing. Contact is mogelijk bijvoorbeeld. via telefoon 0476/82 06 88 of 0494/70 25 70, en via e-mail Belenos.kempen@outlook.com.
We wensen de moedige initiatiefneemsters alle succes toe en we beloven hun activiteiten te blijven volgen.
Gelezen op de website van het AZ van de VUB
Nieuwe generatie CT-scanner op UZ Brussel Spoedradiologie zorgt voor betere en veiligere detectie medische urgenties. Scherpere beeldvorming aan een lagere stralingsdosis op maat van de patiënt.
In het UZ Brussel maken radiologen voor patiënten die op de Spoedgevallendienst en de dienst Intensieve Zorgen een 3D diagnostisch onderzoek ondergaan sinds kort gebruik van een nieuwe generatie CT-scanner. Hiervan zijn er wereldwijd nog maar drie in gebruik. Het UZ Brussel werkt daarvoor als eerste universitair ziekenhuis in Europa nauw samen met General Electric die dit nieuwe CT-toestel (Revolution APEX) heeft ontwikkeld. De integratie van spitstechnologie laat toe om in dringende medische situaties te zorgen voor betere en veilige medische beeldvorming als basis voor een correcte diagnose en behandeling. Daarnaast is dit toestel ook afgestemd om de beeldvorming nog beter in te stellen op maat van de leeftijd en gestalte van de patiënt en de delen van het lichaam die moeten worden onderzocht.
Nieuwe generatie CT-scanner op UZ Brussel Spoedradiologie zorgt voor betere en veiligere detectie medische urgenties. Scherpere beeldvorming aan een lagere stralingsdosis op maat van de patiënt.
In het UZ Brussel maken radiologen voor patiënten die op de Spoedgevallendienst en de dienst Intensieve Zorgen een 3D diagnostisch onderzoek ondergaan sinds kort gebruik van een nieuwe generatie CT-scanner. Hiervan zijn er wereldwijd nog maar drie in gebruik. Het UZ Brussel werkt daarvoor als eerste universitair ziekenhuis in Europa nauw samen met General Electric die dit nieuwe CT-toestel (Revolution APEX) heeft ontwikkeld. De integratie van spitstechnologie laat toe om in dringende medische situaties te zorgen voor betere en veilige medische beeldvorming als basis voor een correcte diagnose en behandeling. Daarnaast is dit toestel ook afgestemd om de beeldvorming nog beter in te stellen op maat van de leeftijd en gestalte van de patiënt en de delen van het lichaam die moeten worden onderzocht.
Gelezen in de Vlaamse pers (22 januari 2020)
Wetenschappers van de universiteit van Cardiff (Wales, UK) hebben een nieuw type immuuncel (T-cel) ontdekt die mogelijk álle types van kanker te lijf zou kunnen gaan. Maar zoals altijd in de wetenschap : verder grondig onderzoek is nog noodzakelijk. Wie het geïllustreerde persbericht van de University of Cardiff in het Engels wil lezen, verwijzen we naar: https://www.cardiff.ac.uk/news/view/1749599-discovery-of-new-t-cell-raises-prospect-of-universal-cancer-therapy
Wetenschappers van de universiteit van Cardiff (Wales, UK) hebben een nieuw type immuuncel (T-cel) ontdekt die mogelijk álle types van kanker te lijf zou kunnen gaan. Maar zoals altijd in de wetenschap : verder grondig onderzoek is nog noodzakelijk. Wie het geïllustreerde persbericht van de University of Cardiff in het Engels wil lezen, verwijzen we naar: https://www.cardiff.ac.uk/news/view/1749599-discovery-of-new-t-cell-raises-prospect-of-universal-cancer-therapy
Gelezen in De Morgen (23 januari 2020)
Verzekeringsartsen kunnen meekijken in uw medisch dossier
Verzekeringsartsen kunnen de digitale medische dossiers van patiënten inkijken. Informatie uit de medische geschiedenis van een patiënt kan zo gebruikt worden om terugbetaling in een verzekeringsdossier te betwisten, zo blijkt uit onderzoek van De Morgen.
Minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open Vld) wil het hele systeem nu herbekijken.
Verzekeringsartsen kunnen meekijken in uw medisch dossier
Verzekeringsartsen kunnen de digitale medische dossiers van patiënten inkijken. Informatie uit de medische geschiedenis van een patiënt kan zo gebruikt worden om terugbetaling in een verzekeringsdossier te betwisten, zo blijkt uit onderzoek van De Morgen.
Minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open Vld) wil het hele systeem nu herbekijken.
Gelezen op de website van De Tijd (02.01.2020)
Artificiële intelligentie kan opsporing borstkanker verbeteren (LIEVE DIERCKX)
DeepMind, een AI-systeem van Google, blijkt via de screening van mammografieën borstkanker even goed te kunnen detecteren als gespecialiseerde radiologen.
Kan artificiële intelligentie de nauwkeurigheid van borstkankerscreenings verhogen? Die vraag stelden medewerkers van DeepMind, de AI-afdeling van de Google-moeder Alphabet, en onderzoekers aan het Imperial College in Londen en de National Health Service, het Britse openbaregezondheidsstelsel, zich.
En dus ontwikkelden ze DeepMind zo dat het systeem borstkanker kan opsporen. De onderzoekers gebruikten daarvoor de resultaten van mammografieën van 25.856 vrouwen in het Verenigd Koninkrijk en 3.097 vrouwen in de Verenigde Staten. Bij een deel van die vrouwen was via een biopsie de ziekte vastgesteld. In andere gevallen ging het om routinecontroles.
Uit de studie bleek dat DeepMind borstkanker met een even grote nauwkeurigheid wist op te sporen als gespecialiseerde radiologen. 'Tegelijkertijd lag het aantal foute positieve resultaten 5,7 procent lager in de groep van de Amerikaanse vrouwen en 1,2 procent lager bij de Britse vrouwen', meldt het blad Nature.
Bovendien bleek het AI-systeem van Google ook minder vaak borstkankers te missen bij de screening van de mammografieën. 'Bij Amerikaanse vrouwen kregen testen 9,4 procent keer minder ten onrechte het etiket 'normaal' opgeplakt, bij de Britse vrouwen ging het om een daling met 2,7 procent.'
De onderzoekers bestempelen de resultaten als 'veelbelovend'. Liefst een op de acht vrouwen wereldwijd krijgt af te rekenen met borstkanker. Vandaag missen radiologen bij mammografieën in zowat 20 procent van de gevallen signalen die op de ziekte wijzen.
Al decennia woedt in de medische wereld dan ook een debat over het gebruik van computers bij kankerdiagnoses. In ziekenhuizen gespecialiseerd in de opsporing van borstkankers worden computers al lang ingezet. Maar die leidden niet tot een grotere performantie.
De huidige computerprogramma's kunnen dan ook niet meer opsporen dan radiologen. Maar met artificiële intelligentie kan dat veranderen. Dan kan je computers leren kankers te detecteren op basis van de concrete resultaten van duizenden mammografieën', zegt Connie Lehman van het borstkankerdepartement van het Massachusetts General Hospital in de Verenigde Staten.
Volgens haar bewijst de studie dat AI 'subtiele aanwijzingen voor borstkanker mogelijk beter kan vaststellen dan het menselijke oog en brein'.
Toch waarschuwen de auteurs van de studie voor overdreven optimisme op basis van de resultaten van hun studie. 'De echte wereld is wat gecompliceerder en wellicht ook meer divers dan de erg gecontroleerde omgeving waarin wij ons onderzoek deden', klinkt het.
Ze wijzen er bijvoorbeeld op dat ze in hun studie niet alle soorten mammografietechnologieën opnamen. 'Bovendien gebruikten we vooral beeldmateriaal aangeleverd door een en dezelfde producent.' Voorts wijzen ze erop dat meer onderzoek nodig is op basis van een representatiever deel van de bevolking.
Het Engelstalige artikel in het blad Nature kan je hier lezen: https://www.nature.com/articles/d41586-019-03822-8
Artificiële intelligentie kan opsporing borstkanker verbeteren (LIEVE DIERCKX)
DeepMind, een AI-systeem van Google, blijkt via de screening van mammografieën borstkanker even goed te kunnen detecteren als gespecialiseerde radiologen.
Kan artificiële intelligentie de nauwkeurigheid van borstkankerscreenings verhogen? Die vraag stelden medewerkers van DeepMind, de AI-afdeling van de Google-moeder Alphabet, en onderzoekers aan het Imperial College in Londen en de National Health Service, het Britse openbaregezondheidsstelsel, zich.
En dus ontwikkelden ze DeepMind zo dat het systeem borstkanker kan opsporen. De onderzoekers gebruikten daarvoor de resultaten van mammografieën van 25.856 vrouwen in het Verenigd Koninkrijk en 3.097 vrouwen in de Verenigde Staten. Bij een deel van die vrouwen was via een biopsie de ziekte vastgesteld. In andere gevallen ging het om routinecontroles.
Uit de studie bleek dat DeepMind borstkanker met een even grote nauwkeurigheid wist op te sporen als gespecialiseerde radiologen. 'Tegelijkertijd lag het aantal foute positieve resultaten 5,7 procent lager in de groep van de Amerikaanse vrouwen en 1,2 procent lager bij de Britse vrouwen', meldt het blad Nature.
Bovendien bleek het AI-systeem van Google ook minder vaak borstkankers te missen bij de screening van de mammografieën. 'Bij Amerikaanse vrouwen kregen testen 9,4 procent keer minder ten onrechte het etiket 'normaal' opgeplakt, bij de Britse vrouwen ging het om een daling met 2,7 procent.'
De onderzoekers bestempelen de resultaten als 'veelbelovend'. Liefst een op de acht vrouwen wereldwijd krijgt af te rekenen met borstkanker. Vandaag missen radiologen bij mammografieën in zowat 20 procent van de gevallen signalen die op de ziekte wijzen.
Al decennia woedt in de medische wereld dan ook een debat over het gebruik van computers bij kankerdiagnoses. In ziekenhuizen gespecialiseerd in de opsporing van borstkankers worden computers al lang ingezet. Maar die leidden niet tot een grotere performantie.
De huidige computerprogramma's kunnen dan ook niet meer opsporen dan radiologen. Maar met artificiële intelligentie kan dat veranderen. Dan kan je computers leren kankers te detecteren op basis van de concrete resultaten van duizenden mammografieën', zegt Connie Lehman van het borstkankerdepartement van het Massachusetts General Hospital in de Verenigde Staten.
Volgens haar bewijst de studie dat AI 'subtiele aanwijzingen voor borstkanker mogelijk beter kan vaststellen dan het menselijke oog en brein'.
Toch waarschuwen de auteurs van de studie voor overdreven optimisme op basis van de resultaten van hun studie. 'De echte wereld is wat gecompliceerder en wellicht ook meer divers dan de erg gecontroleerde omgeving waarin wij ons onderzoek deden', klinkt het.
Ze wijzen er bijvoorbeeld op dat ze in hun studie niet alle soorten mammografietechnologieën opnamen. 'Bovendien gebruikten we vooral beeldmateriaal aangeleverd door een en dezelfde producent.' Voorts wijzen ze erop dat meer onderzoek nodig is op basis van een representatiever deel van de bevolking.
Het Engelstalige artikel in het blad Nature kan je hier lezen: https://www.nature.com/articles/d41586-019-03822-8
Gelezen op de website van het FAGG (3 december 2019)
FarmaStatus: een nieuwe online applicatie over de beschikbaarheid van geneesmiddelen
Het FAGG lanceert FarmaStatus, de nieuwe online applicatie die informatie over de beschikbaarheid van geneesmiddelen in België verzamelt en publiek maakt. Actuele informatie zal patiënten, artsen, apothekers en de farmaceutische industrie helpen om de impact van onbeschikbare geneesmiddelen te beperken.
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) investeerde de afgelopen jaren in een veelzijdige aanpak van de problematiek van onbeschikbare geneesmiddelen met zowel acties op het terrein als wetgevende initiatieven. De meeste recente ontwikkeling is de online applicatie www.farmastatus.be
Een veelzijdige applicatie
Patiënten kunnen in de applicatie opzoeken of hun geneesmiddel beschikbaar is en kunnen zich registreren om per e-mail op de hoogte te blijven over de onbeschikbaarheid van een specifiek geneesmiddel. De applicatie geeft ook informatie over de reden van de onbeschikbaarheid en de impact ervan. Voor kritieke onbeschikbaarheden worden er ook extra aanbevelingen gegeven zoals alternatieven of prioritaire indicaties. Apothekers en groothandelaars-verdelers kunnen via de applicatie rechtstreeks contact opnemen met de vergunninghouder of parallel invoerder wanneer ze vermoeden dat een geneesmiddel onbeschikbaar is. Het FAGG volgt deze meldingen en is zo beter op de hoogte van de situatie op het terrein. Vergunninghouders en parallel invoerders zijn verplicht wijzigingen over de beschikbaarheid van geneesmiddelen te melden. Dat kan nu heel eenvoudig via de applicatie. De vergunninghouder kan ook klachten of vragen van een apotheker of groothandelaar-verdeler opvolgen, beantwoorden en wanneer nodig actie ondernemen. Het FAGG zorgt met deze applicatie voor een gestroomlijnde communicatie tussen de overheid en alle betrokkenen.
Informatie over onbeschikbaarheid van alle vergunde geneesmiddelen
FarmaStatus toont informatie over alle in België vergunde geneesmiddelen die tijdelijk onbeschikbaar zijn of waarvan de commercialisatie tijdelijk of definitief werd stopgezet. Het gaat zowel om geneesmiddelen voor menselijk als voor diergeneeskundig gebruik. Wanneer geneesmiddelen terug beschikbaar zijn, wordt dit in de applicatie getoond.
Voordelen van FarmaStatus
In deze eerste fase van FarmaStatus zijn alle functionaliteiten voor vergunningshouders en patiënten klaar. In een tweede fase, gepland voor begin volgend jaar, zullen ook alle functionaliteiten voor apothekers en groothandelaars-verdelers werken.
Het FAGG blijft intussen werken aan oplossingen om de onbeschikbaarheid van geneesmiddelen te voorkomen: extra middelen om meldingen van onbeschikbaarheden intensief op te volgen, nieuwe wetgevende initiatieven en analyses van elke onbeschikbaarheid volgens een beslissingsboom. Aangezien het om een wereldwijd probleem gaat is er systematisch overleg en informatie-uitwisseling op Europees niveau om gemeenschappelijke oplossingen te vinden.
FarmaStatus: een nieuwe online applicatie over de beschikbaarheid van geneesmiddelen
Het FAGG lanceert FarmaStatus, de nieuwe online applicatie die informatie over de beschikbaarheid van geneesmiddelen in België verzamelt en publiek maakt. Actuele informatie zal patiënten, artsen, apothekers en de farmaceutische industrie helpen om de impact van onbeschikbare geneesmiddelen te beperken.
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) investeerde de afgelopen jaren in een veelzijdige aanpak van de problematiek van onbeschikbare geneesmiddelen met zowel acties op het terrein als wetgevende initiatieven. De meeste recente ontwikkeling is de online applicatie www.farmastatus.be
Een veelzijdige applicatie
Patiënten kunnen in de applicatie opzoeken of hun geneesmiddel beschikbaar is en kunnen zich registreren om per e-mail op de hoogte te blijven over de onbeschikbaarheid van een specifiek geneesmiddel. De applicatie geeft ook informatie over de reden van de onbeschikbaarheid en de impact ervan. Voor kritieke onbeschikbaarheden worden er ook extra aanbevelingen gegeven zoals alternatieven of prioritaire indicaties. Apothekers en groothandelaars-verdelers kunnen via de applicatie rechtstreeks contact opnemen met de vergunninghouder of parallel invoerder wanneer ze vermoeden dat een geneesmiddel onbeschikbaar is. Het FAGG volgt deze meldingen en is zo beter op de hoogte van de situatie op het terrein. Vergunninghouders en parallel invoerders zijn verplicht wijzigingen over de beschikbaarheid van geneesmiddelen te melden. Dat kan nu heel eenvoudig via de applicatie. De vergunninghouder kan ook klachten of vragen van een apotheker of groothandelaar-verdeler opvolgen, beantwoorden en wanneer nodig actie ondernemen. Het FAGG zorgt met deze applicatie voor een gestroomlijnde communicatie tussen de overheid en alle betrokkenen.
Informatie over onbeschikbaarheid van alle vergunde geneesmiddelen
FarmaStatus toont informatie over alle in België vergunde geneesmiddelen die tijdelijk onbeschikbaar zijn of waarvan de commercialisatie tijdelijk of definitief werd stopgezet. Het gaat zowel om geneesmiddelen voor menselijk als voor diergeneeskundig gebruik. Wanneer geneesmiddelen terug beschikbaar zijn, wordt dit in de applicatie getoond.
Voordelen van FarmaStatus
- Actuele informatie
FarmaStatus wordt dagelijks bijgewerkt. Informatie over wijzigingen in de beschikbaarheid van een geneesmiddel is dus maximum een dag oud. Een nieuw vergund geneesmiddel is een week na het toekennen van de vergunning zichtbaar in de applicatie. - Volledige informatie
De startdatum, voorziene einddatum of verlenging van de onbeschikbaarheid wordt getoond. De reden van de onbeschikbaarheid en de impact ervan worden aangegeven. Via deze applicatie kan ook de bijsluiter of SKP (Samenvatting van de Kenmerken van het Product) worden geraadpleegd. Het FAGG kan ook extra informatie meegeven zoals alternatieven of de aanbevelingen van de Task Force rond onbeschikbaarheden bij kritieke stockbreuken. - Gekoppeld aan andere toepassingen
FarmaStatus is gekoppeld aan de nationale geneesmiddelendatabank (SAMv2) die wordt gebruikt als gegevensbron voor tal van andere toepassingen voor artsen en apothekers zoals het elektronisch medisch voorschrift (verplicht vanaf 1 januari 2020). Bij het voorschrijven zal een arts bijvoorbeeld al kunnen zien als een geneesmiddel tijdelijk onbeschikbaar is. - Administratieve vereenvoudiging
Momenteel gebeuren de meldingen via formulieren beschikbaar op de FAGG-website, waarna de informatie manueel wordt ingebracht in de FAGG-databank. De huidige werkwijze is voor alle betrokkenen tijdrovend. FarmaStatus stroomlijnt het hele proces. - Gebruiksvriendelijk
Om de kwaliteit van de gepubliceerde informatie te verbeteren was de gebruiksvriendelijkheid van de applicatie een van de prioriteiten.
In deze eerste fase van FarmaStatus zijn alle functionaliteiten voor vergunningshouders en patiënten klaar. In een tweede fase, gepland voor begin volgend jaar, zullen ook alle functionaliteiten voor apothekers en groothandelaars-verdelers werken.
Het FAGG blijft intussen werken aan oplossingen om de onbeschikbaarheid van geneesmiddelen te voorkomen: extra middelen om meldingen van onbeschikbaarheden intensief op te volgen, nieuwe wetgevende initiatieven en analyses van elke onbeschikbaarheid volgens een beslissingsboom. Aangezien het om een wereldwijd probleem gaat is er systematisch overleg en informatie-uitwisseling op Europees niveau om gemeenschappelijke oplossingen te vinden.
Gelezen op de website van Het Nieuwsblad (9 januari 2020)
30 tot 45 procent van Belgen is niet voldoende gezondheidsgeletterd
In België heeft 30 tot 45 procent van de bevolking “een problematisch niveau” voor gezondheidsgeletterdheid. Dat is het vermogen om informatie over gezondheid te begrijpen en te verwerken, zodat men een passende keuze kan maken om zijn gezondheid en levenskwaliteit te behouden of te verbeteren. Om die “geletterdheid” te verbeteren, bestudeert het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) actieplannen van andere landen om er lessen uit te trekken voor ons land.
Onvoldoende gezondheidsgeletterdheid – soms gezondheidsanalfabetisme genoemd – gaat gepaard met meer chronische ziekten, minder preventie en uiteindelijk een lagere levenskwaliteit en kortere levensverwachting. Mensen met een lage gezondheidsgeletterdheid begrijpen hun aandoening niet altijd goed en vinden het moeilijk om die te bespreken met een zorgverlener. Voorts is het voor hen niet evident om de instructies over hun medicatie te verstaan, of om hun behandeling correct te volgen. In België gaat het om 30 tot 45 procent van de bevolking, wat iets lager is dan het Europese gemiddelde. Het opleidingsniveau, de socio-economische status en de culturele en sociale omgeving spelen een belangrijke rol, aldus het KCE. Terwijl vroeger de verantwoordelijk voor die (on)geletterdheid werd gelegd bij de gebruiker, erkent men nu dat ook actoren zoals professionals en de gezondheidsorganisatie een verantwoordelijkheid hebben.
Actieplannen
Vele landen hebben al actieplannen gelanceerd om de gezondheidsgeletterdheid van hun bevolking te verbeteren. In België bestaan er veel geïsoleerde initiatieven op het terrein (lokale verenigingen, mutualiteiten, ngo’s, ...), maar een algemeen beleid ontbreekt. Daarom werd aan het KCE gevraagd om een aantal buitenlandse actieplannen te analyseren, zodat men er lessen kon uit trekken.
Het KCE merkt op dat er verschillende niveaus bestaan waarop acties mogelijk zijn. Het eerste is dat van de individuele interactie tussen burger/patiënt en zorgverlener. Daar moeten de acties er vooral voor zorgen dat er betrouwbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle informatie wordt overgedragen. “Dit houdt ook in dat we in het huidige digitale tijdperk bij sommigen eerst de ‘digitale kloof’ moeten overbruggen. Maar ook de zorgverleners moeten hun communicatievaardigheden ontwikkelen, dat kan bijvoorbeeld in de opleiding”, stelt het KCE.
Het tweede actieniveau is gericht op de gezondheidsorganisaties (ziekenhuizen, mutualiteiten, enz.). “Zij moeten intern een cultuur ontwikkelen die gunstig is voor gezondheidsgeletterdheid. De opleiding van alle medewerkers is zeer belangrijk (...) Ook kan het afsprakensysteem minder complex worden gemaakt, kan men de signalisatie in de ziekenhuizen herbekijken en nagaan of hun informatie voldoende duidelijk is”, aldus het KCE. Men kan hierbij het best patiëntenverenigingen betrekken, klinkt het nog. Tot slot spelen ook de politieke autoriteiten een rol. Zij tekenen het algemeen kader uit, zodat het gezondheidszorgsysteem de geletterdheid verbetert. “Idealiter zouden alle sectoren hierbij moeten betrokken worden, dus ook het onderwijs, werk, sociale zaken, sport, cultuur, ... Initiatieven in al deze sectoren kunnen de bevolking meer competent en proactief maken rond gezondheid”, pleit het KCE. Maar omdat het hier gaat om verschillende bevoegdheden die verspreid zijn over verschillende beleidsniveaus, stelt het Kenniscentrum voor Gezondheidszorg voor om over dit onderwerp een interministeriële conferentie te organiseren. “Ons land beschikt al over zeer veel expertise op het gebied van gezondheidsgeletterdheid. Vele actoren op alle niveaus en in alle sectoren zijn zich reeds bewust van het probleem. Nu komt het erop aan om de drijvende krachten te identificeren, de bestaande initiatieven te evalueren en samen na te denken hoe we al deze inspanningen nog kunnen verbeteren.”
Bevoegd minister van Volksgezondheid Maggie De Block wijst erop dat vorig jaar www.mijngezondheid.be werd gelanceerd, dat volgens haar een belangrijk instrument is om de gezondheidsgeletterdheid van de burgers te helpen verbeteren. “De informatie over gezondheid zat tot voor kort versnipperd over tal van websites en platformen.
Met www.mijngezondheid.be hebben we één centrale, digitale toegangspoort gecreëerd. Burgers kunnen er het recht om hun medische gegevens in te kijken, zo veel makkelijker opnemen. Het platform laat ook toe om in dialoog te treden met de zorgverlener. Daarnaast kan men via www.mijngezondheid.be ook betrouwbare gezondheidsinformatie terugvinden, kan men bijwerkingen van medicijnen melden, zich kandidaat stellen als bloeddonor, enz.
30 tot 45 procent van Belgen is niet voldoende gezondheidsgeletterd
In België heeft 30 tot 45 procent van de bevolking “een problematisch niveau” voor gezondheidsgeletterdheid. Dat is het vermogen om informatie over gezondheid te begrijpen en te verwerken, zodat men een passende keuze kan maken om zijn gezondheid en levenskwaliteit te behouden of te verbeteren. Om die “geletterdheid” te verbeteren, bestudeert het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) actieplannen van andere landen om er lessen uit te trekken voor ons land.
Onvoldoende gezondheidsgeletterdheid – soms gezondheidsanalfabetisme genoemd – gaat gepaard met meer chronische ziekten, minder preventie en uiteindelijk een lagere levenskwaliteit en kortere levensverwachting. Mensen met een lage gezondheidsgeletterdheid begrijpen hun aandoening niet altijd goed en vinden het moeilijk om die te bespreken met een zorgverlener. Voorts is het voor hen niet evident om de instructies over hun medicatie te verstaan, of om hun behandeling correct te volgen. In België gaat het om 30 tot 45 procent van de bevolking, wat iets lager is dan het Europese gemiddelde. Het opleidingsniveau, de socio-economische status en de culturele en sociale omgeving spelen een belangrijke rol, aldus het KCE. Terwijl vroeger de verantwoordelijk voor die (on)geletterdheid werd gelegd bij de gebruiker, erkent men nu dat ook actoren zoals professionals en de gezondheidsorganisatie een verantwoordelijkheid hebben.
Actieplannen
Vele landen hebben al actieplannen gelanceerd om de gezondheidsgeletterdheid van hun bevolking te verbeteren. In België bestaan er veel geïsoleerde initiatieven op het terrein (lokale verenigingen, mutualiteiten, ngo’s, ...), maar een algemeen beleid ontbreekt. Daarom werd aan het KCE gevraagd om een aantal buitenlandse actieplannen te analyseren, zodat men er lessen kon uit trekken.
Het KCE merkt op dat er verschillende niveaus bestaan waarop acties mogelijk zijn. Het eerste is dat van de individuele interactie tussen burger/patiënt en zorgverlener. Daar moeten de acties er vooral voor zorgen dat er betrouwbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle informatie wordt overgedragen. “Dit houdt ook in dat we in het huidige digitale tijdperk bij sommigen eerst de ‘digitale kloof’ moeten overbruggen. Maar ook de zorgverleners moeten hun communicatievaardigheden ontwikkelen, dat kan bijvoorbeeld in de opleiding”, stelt het KCE.
Het tweede actieniveau is gericht op de gezondheidsorganisaties (ziekenhuizen, mutualiteiten, enz.). “Zij moeten intern een cultuur ontwikkelen die gunstig is voor gezondheidsgeletterdheid. De opleiding van alle medewerkers is zeer belangrijk (...) Ook kan het afsprakensysteem minder complex worden gemaakt, kan men de signalisatie in de ziekenhuizen herbekijken en nagaan of hun informatie voldoende duidelijk is”, aldus het KCE. Men kan hierbij het best patiëntenverenigingen betrekken, klinkt het nog. Tot slot spelen ook de politieke autoriteiten een rol. Zij tekenen het algemeen kader uit, zodat het gezondheidszorgsysteem de geletterdheid verbetert. “Idealiter zouden alle sectoren hierbij moeten betrokken worden, dus ook het onderwijs, werk, sociale zaken, sport, cultuur, ... Initiatieven in al deze sectoren kunnen de bevolking meer competent en proactief maken rond gezondheid”, pleit het KCE. Maar omdat het hier gaat om verschillende bevoegdheden die verspreid zijn over verschillende beleidsniveaus, stelt het Kenniscentrum voor Gezondheidszorg voor om over dit onderwerp een interministeriële conferentie te organiseren. “Ons land beschikt al over zeer veel expertise op het gebied van gezondheidsgeletterdheid. Vele actoren op alle niveaus en in alle sectoren zijn zich reeds bewust van het probleem. Nu komt het erop aan om de drijvende krachten te identificeren, de bestaande initiatieven te evalueren en samen na te denken hoe we al deze inspanningen nog kunnen verbeteren.”
Bevoegd minister van Volksgezondheid Maggie De Block wijst erop dat vorig jaar www.mijngezondheid.be werd gelanceerd, dat volgens haar een belangrijk instrument is om de gezondheidsgeletterdheid van de burgers te helpen verbeteren. “De informatie over gezondheid zat tot voor kort versnipperd over tal van websites en platformen.
Met www.mijngezondheid.be hebben we één centrale, digitale toegangspoort gecreëerd. Burgers kunnen er het recht om hun medische gegevens in te kijken, zo veel makkelijker opnemen. Het platform laat ook toe om in dialoog te treden met de zorgverlener. Daarnaast kan men via www.mijngezondheid.be ook betrouwbare gezondheidsinformatie terugvinden, kan men bijwerkingen van medicijnen melden, zich kandidaat stellen als bloeddonor, enz.
Gelezen op de website van Het Laatste Nieuws (13 januari 2020)
Kanker is geen modern fenomeen. Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université de Liège (ULiège) hebben aangetoond dat ook sauropoden – de grootste dieren die ooit op het aardoppervlak liepen – vatbaar waren voor botaandoeningen zoals kwaadaardige kankers.
Doctoraatstudent Benjamin Jentgen onderzocht voor de studie botstalen van twee vroege sauropoden. De stalen werden in 2008 genomen door paleontoloog Koen Stein (VUB) – de coauteur van de studie – als onderdeel van zijn eigen doctoraatsonderzoek. “Er vielen mij toen meteen abnormale weefsels op. Het was duidelijk dat het om een ziektebeeld ging”, zegt die.
Jentgen werkte zich door medische en veterinaire literatuur en slaagde erin de mogelijke oorzaken van de vreemde botweefsels van de twee dinosaurussen te bepalen. Het bleek naar alle waarschijnlijkheid kanker te zijn.
“De dieren vertonen verschillende types van infectie”, aldus Jentgen. “Het eerste dier – een Isanosaurus uit het Vroege Juratijdperk (200 miljoen jaar oud) die gevonden werd in Thailand – heeft op het einde van zijn leven een soort microscopische botnaalden geproduceerd aan het oppervlak van zijn opperarmbeen. Het dier is kort erna gestorven. Dergelijke naalden worden geassocieerd met kwaadaardige tumoren. Dat past dus in het plaatje van een dodelijke botkanker”.
Het andere dier – een Spinophorosaurus uit het Jura die gevonden werd in Niger – had eveneens naaldachtige botstructuren, maar overleefde de infectie wél. “Het kan een reactie geweest zijn op een goedaardige tumor of een virale infectie, maar het skelet van het dier is vrij compleet en toont verscheidene andere pathologieën zoals breuken”, aldus Jentgen. “Dat betekent dat het dier verscheidene malen trauma’s had tijdens zijn leven.”
Zowel de Isanosaurus als de Spinophorosaurus kon tot 15 meter lang worden en woog 7 ton. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in Philosophical Transactions of the Royal Society B op 13 januari 2020. Het volledige artikel kan je in het Engels hier lezen: https://doi.org/10.1098/rstb.2019.0143
Kanker is geen modern fenomeen. Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université de Liège (ULiège) hebben aangetoond dat ook sauropoden – de grootste dieren die ooit op het aardoppervlak liepen – vatbaar waren voor botaandoeningen zoals kwaadaardige kankers.
Doctoraatstudent Benjamin Jentgen onderzocht voor de studie botstalen van twee vroege sauropoden. De stalen werden in 2008 genomen door paleontoloog Koen Stein (VUB) – de coauteur van de studie – als onderdeel van zijn eigen doctoraatsonderzoek. “Er vielen mij toen meteen abnormale weefsels op. Het was duidelijk dat het om een ziektebeeld ging”, zegt die.
Jentgen werkte zich door medische en veterinaire literatuur en slaagde erin de mogelijke oorzaken van de vreemde botweefsels van de twee dinosaurussen te bepalen. Het bleek naar alle waarschijnlijkheid kanker te zijn.
“De dieren vertonen verschillende types van infectie”, aldus Jentgen. “Het eerste dier – een Isanosaurus uit het Vroege Juratijdperk (200 miljoen jaar oud) die gevonden werd in Thailand – heeft op het einde van zijn leven een soort microscopische botnaalden geproduceerd aan het oppervlak van zijn opperarmbeen. Het dier is kort erna gestorven. Dergelijke naalden worden geassocieerd met kwaadaardige tumoren. Dat past dus in het plaatje van een dodelijke botkanker”.
Het andere dier – een Spinophorosaurus uit het Jura die gevonden werd in Niger – had eveneens naaldachtige botstructuren, maar overleefde de infectie wél. “Het kan een reactie geweest zijn op een goedaardige tumor of een virale infectie, maar het skelet van het dier is vrij compleet en toont verscheidene andere pathologieën zoals breuken”, aldus Jentgen. “Dat betekent dat het dier verscheidene malen trauma’s had tijdens zijn leven.”
Zowel de Isanosaurus als de Spinophorosaurus kon tot 15 meter lang worden en woog 7 ton. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in Philosophical Transactions of the Royal Society B op 13 januari 2020. Het volledige artikel kan je in het Engels hier lezen: https://doi.org/10.1098/rstb.2019.0143
Alle zoogdieren
We vergeten het wel eens. Maar alle zoogdieren (vrouwtjes zowel als mannetjes) kunnen borstkankers krijgen. Ratten, muizen, katten, honden, eekhoorns, runderen, geiten, paarden, olifanten, enz., zijn zoogdieren net als mensen. Ze kunnen dus onze “lotgenoten” worden. In 1936 al bracht de Franse arts Antoine M. Lacassagne (1884-1971) verslag uit over een merkwaardig experiment : hij was er in geslaagd bij mannelijke muizen borstkanker te ontwikkelen door het hormoonstelsel in het labo te manipuleren. Het was een belangrijke stap voorwaarts voor het latere wetenschappelijk onderzoek naar de antihormoontherapie. Bron: Lacassagne A. M., Hormones oestrogènes et adénocarcinome mammaire de la souris, in : Compte rendu hebdomadaires des séances et mémoires de la Société de Biologie, 1936, n. 122, blz. 183-184.
We vergeten het wel eens. Maar alle zoogdieren (vrouwtjes zowel als mannetjes) kunnen borstkankers krijgen. Ratten, muizen, katten, honden, eekhoorns, runderen, geiten, paarden, olifanten, enz., zijn zoogdieren net als mensen. Ze kunnen dus onze “lotgenoten” worden. In 1936 al bracht de Franse arts Antoine M. Lacassagne (1884-1971) verslag uit over een merkwaardig experiment : hij was er in geslaagd bij mannelijke muizen borstkanker te ontwikkelen door het hormoonstelsel in het labo te manipuleren. Het was een belangrijke stap voorwaarts voor het latere wetenschappelijk onderzoek naar de antihormoontherapie. Bron: Lacassagne A. M., Hormones oestrogènes et adénocarcinome mammaire de la souris, in : Compte rendu hebdomadaires des séances et mémoires de la Société de Biologie, 1936, n. 122, blz. 183-184.
Veel weten
De patiënt die veel weet over zijn eigen ziekte kan aan de behandelende artsen precieze vragen stellen en zal ook de antwoorden veel beter begrijpen.
De patiënt die veel weet over zijn eigen ziekte kan aan de behandelende artsen precieze vragen stellen en zal ook de antwoorden veel beter begrijpen.
Persbericht van het KCE (30.01.2020)
Meer verpleegkundigen nodig in het internationale “Jaar van de Verpleegkundige”
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en de KU Leuven stelden vast dat een verpleegkundige in de Belgische ziekenhuizen voor gemiddeld 9,4 patiënten moet zorgen. De internationaal aanvaarde norm voor een veilige zorgomgeving bedraagt nochtans ten hoogste 8 patiënten per verpleegkundige. Het KCE pleit er dan ook voor dat de overheid jaarlijks bijkomende middelen investeert, en dat ze erop toeziet dat deze effectief worden gebruikt om het aantal patiënten per verpleegkundige te verlagen en dit op de diensten waar dit het meest nodig is. Verder zouden de ziekenhuizen een aantrekkelijke, veilige en aangename werkomgeving voor hun verpleegkundigen moeten creëren, en hen moeten ontheffen van taken waarvoor ze overgekwalificeerd zijn. Op die manier lopen verpleegkundigen minder risico op een burn-out en wordt hun beroep aantrekkelijker gemaakt, waardoor meer mensen (opnieuw) kiezen voor de job. Een mooie uitdaging in het 200ste geboortejaar van Florence Nightingale, dat de Wereldgezondheidsorganisatie uitriep als het ‘Jaar van de verpleegkundige’.
Meer verpleegkundigen nodig in het internationale “Jaar van de Verpleegkundige”
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en de KU Leuven stelden vast dat een verpleegkundige in de Belgische ziekenhuizen voor gemiddeld 9,4 patiënten moet zorgen. De internationaal aanvaarde norm voor een veilige zorgomgeving bedraagt nochtans ten hoogste 8 patiënten per verpleegkundige. Het KCE pleit er dan ook voor dat de overheid jaarlijks bijkomende middelen investeert, en dat ze erop toeziet dat deze effectief worden gebruikt om het aantal patiënten per verpleegkundige te verlagen en dit op de diensten waar dit het meest nodig is. Verder zouden de ziekenhuizen een aantrekkelijke, veilige en aangename werkomgeving voor hun verpleegkundigen moeten creëren, en hen moeten ontheffen van taken waarvoor ze overgekwalificeerd zijn. Op die manier lopen verpleegkundigen minder risico op een burn-out en wordt hun beroep aantrekkelijker gemaakt, waardoor meer mensen (opnieuw) kiezen voor de job. Een mooie uitdaging in het 200ste geboortejaar van Florence Nightingale, dat de Wereldgezondheidsorganisatie uitriep als het ‘Jaar van de verpleegkundige’.